De woonblokken zijn geschrankt en evenwijdig geplaatst, waardoor ze een eigen identiteit krijgen én een eigen ruimte. Bovendien zorgt dit voor een zo groot mogelijke visuele openheid. De dwarse positie van de 7 woonblokken zorgt voor een noord-zuid oriëntatie van het wonen zelf.
Alle woonruimtes worden zuidelijk voorzien met zicht richting kasteel en de slaapruimtes bevinden zich in het noorden. Architecturaal vertaalt zich dat in open glasgevels met terrassen in het zuiden en gesloten hout/beton gevels in het noorden.
Planmatig kan men duidelijk 3 groepen (fase 1, 2 en 3) onderscheiden, elk onderbroken door een soort pleinfunctie. De pleinen zorgen enerzijds voor een visuele connectie tussen stad Izegem en het kasteelpark, en anderzijds voor een open gebruiksruimte (recreatie-, zit-, speelruimte...) aan de woonblokken. Zo vloeit het stedelijk landschap geleidelijk over in het groene, historische park. Bij de eerste twee blokken zijn de terrassen losgekoppeld van elkaar, waardoor het project als het ware oplost in het groen.
Het vormt een buffer, waar stad en groen elkaar treffen. Terwijl de doorlopende terrassen van blokken 3, 4 en 5 geblokte volumes vormen, die naadloos aansluiten bij de andere blokken. Architecturaal wordt een onderscheid gemaakt tussen de eerste vijf woonblokken en de laatste twee die hoger zijn en zich aan de noordkant van het terrein bevinden.